Wet tot oprichting van de naamloze vennootschap De Nederlandse Munt N.V.
Artikel 7
1
Met ingang van de datum waarop het personeel overgaat krijgt een personeelslid met wie een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is gesloten, ter zake van de ouderdoms- en nabestaandenpensioenvoorziening aanspraken jegens een door De Nederlandse Munt N.V. aan te wijzen instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b , dan wel onder c, van de Pensioen- en spaarfondsenwet, die in totaliteit gelijkwaardig zijn aan die welke het personeelslid op de laatste dag van de kalendermaand voorafgaand aan de overgangsdatum heeft jegens het Algemeen burgerlijk pensioenfonds krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet en neemt de aangewezen instelling daarmee verband houdende verplichtingen op zich.
2
De in het eerste lid bedoelde instelling wordt door De Nederlandse Munt N.V. op de overgangsdatum aangewezen.
3
De aanspraken die een personeelslid als bedoeld in het eerste lid toekomen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet en de daaruit voortvloeiende verplichtingen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds jegens dit personeelslid vervallen op de overgangsdatum.
4
Het derde lid is niet van toepassing op aanspraken
a
die door een personeelslid voor de overgangsdatum geldend zijn gemaakt of geldend hadden kunnen worden gemaakt;
b
die betrekking hebben op het recht op invaliditeitspensioen en het recht op de aanvulling daarvan, als bedoeld in artikel F9 van de Algemene burgerlijke pensioenwet, van een personeelslid dat op de dag voorafgaande aan de overgangsdatum, blijkens een geneeskundig onderzoek als bedoeld in hoofdstuk P van de Algemene burgerlijke pensioenwet, wegens ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen, doch waarover nog geen beslissing door het bestuur van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds is genomen.
5
Het eerste, derde en vierde lid is van overeenkomstige toepassing op het personeelslid dat op grond van artikel 6, negende tot en met het elfde lid, na de overgangsdatum overgaat in dienst bij De Nederlandse Munt N.V. met dien verstande dat de bedoelde aanspraken ontstaan onderscheidenlijk vervallen met ingang van de dag waarop dit personeelslid in dienst treedt bij De Nederlandse Munt N.V.
6
Het bestuur van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds draagt aan de in het eerste en tweede lid bedoelde instelling een deel van het vermogen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds over. Een deel van de overdrachtssom is gelijk aan de aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen die krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet ten behoeve van de uittredende personeelsleden zijn opgebouwd tot en met de dag voorafgaande aan de datum van een indiensttreding bij De Nederlandse Munt N.V. In de totale overdrachtssom is een aan bedoelde aanspraken evenredig aandeel in de algemene reserve begrepen, een en ander volgens een door het Algemeen burgerlijk pensioenfonds op te stellen opgebouwde-aansprakenbalans. Het over te dragen vermogen heeft eenzelfde rendementspotentieel als het bij het Algemeen burgerlijk pensioenfonds achterblijvende vermogen.
7
In afwijking van het zesde lid bedraagt het deel van de overdrachtssom dat betrekking heeft op een personeelslid dat voorafgaand aan de datum van indiensttreding wegens ziekte of gebreken ongeschikt is verklaard voor een eerder door hem vervulde functie, een percentage van het overeenkomstig het zesde lid ten aanzien van dat personeelslid berekende bedrag dat gelijk is aan het percentage van zijn resterende arbeidsgeschiktheid.
8
Ter bepaling van de financiƫle gevolgen voor het Algemeen burgerlijk pensioenfonds van het vervallen van de verplichtingen jegens de uitgetreden personeelsleden krachtens het derde lid en van de waardeoverdracht krachtens het zesde lid, maakt het Algemeen burgerlijk pensioenfonds een berekening van de waardeoverdracht indien deze gebaseerd zou zijn op de lasten-min-baten. Hiertoe wordt voor de overgangsdatum een evenwichtige lasten-en-batenbalans opgesteld voor de uitgetreden personeelsleden. Als basisbijdragepercentage wordt op deze balans het percentage aangehouden dat in de toekomst nodig is om de nog op te bouwen rechten van gerechtigden op pensioen ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet juist te dekken zonder rekening te houden met toekomstige inflatie. Als inhaalbijdragepercentage wordt het percentage gebruikt dat nodig is om de lasten-en-batenbalans van het fonds in evenwicht te brengen.
9
Het verschil tussen de waardeoverdracht krachtens het zesde en zevende lid en de lasten-min-batenuitkomst krachtens het achtste lid wordt verrekend tussen het Algemeen burgerlijk pensioenfonds en Onze Minister.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.